De Vijf Wonden van Christus, ook wel bekend als de "Vijf Heilige Wonden", verwijzen naar de wonden die Jezus zou hebben opgelopen tijdens zijn kruisiging. Deze wonden worden gezien als symbolen van het lijden en de opoffering van Christus voor de mensheid en nemen een belangrijke plaats in de christelijke theologie in, met name in de katholieke traditie.
Handen:
De handen van Jezus werden aan het kruis genageld, een gebruikelijke marteling en kwelling in de Romeinse tijd voor ter dood veroordeelden. Deze wond symboliseert Jezus' werk en daden tijdens zijn aardse leven, zijn wonderen en genezingen, en zijn betrokkenheid bij de mensheid.
De voeten:
Net als zijn handen werden Jezus' voeten aan het kruis genageld. Deze wond symboliseert Jezus' wandel op aarde, zijn reis om te onderwijzen en het evangelie te verkondigen, en zijn nederige dienstbaarheid aan anderen.
De zijde:
Terwijl Jezus aan het kruis hing, zou een Romeinse soldaat zijn zijde met een speer hebben doorboord om zeker te zijn van zijn dood. Dit gebaar werd uitgevoerd om te verifiëren dat Jezus echt was gestorven, maar het werd ook geïnterpreteerd als een bevestiging van zijn goddelijkheid en een vrijlating van zijn bloed, dat vaak wordt gezien als een symbool van verlossing en verlossing.
Het hoofd:
De doornenkroon die de Romeinse soldaten op het hoofd van Jezus plaatsten voor zijn kruisiging veroorzaakte diepe wonden en was een bron van grote pijn. Deze wonden symboliseren de minachting en wreedheid die Jezus werd aangedaan door degenen die hem veroordeelden, maar ze staan ook voor zijn geestelijk koningschap en triomf over de dood en de zonde.
De schouders:
Hoewel minder vaak genoemd dan de andere wonden, neemt de christelijke traditie de schouders van Jezus soms op als vijfde wond. Deze wond symboliseert de last van de zonden van de wereld die Jezus bij zijn kruisiging op zich droeg en zo verlossing en de mogelijkheid tot verlossing bood aan de hele mensheid.
De vijf wonden van Christus worden daarom in de christelijke theologie vereerd als symbolen van goddelijke liefde, opoffering en verlossing. Gelovigen mediteren en overwegen ze vaak tijdens de vastentijd en vooral tijdens de Goede Week, met als hoogtepunt de viering van Pasen, waarin de wederopstanding van Jezus Christus wordt herdacht.